food industry

Meyn moest 30 jaar investeren in India, maar heeft nu wel 50% van de markt in handen

 

Meyn is een van de grootste kippenvleesverwerkingsbedrijf ter wereld en is actief in meer dan honderd landen. Toch deed het bedrijf uit Oostzaan er ruim twintig jaar over om ook in India een stevige voet aan de grond te krijgen. “We hebben in India heel veel moeten zaaien voordat we een beetje konden gaan oogsten, maar dat was het waard”, vertelt Karel de Waal, senior sales manager India voor de vleesverwerkingsspecialist. “Door ons geduld hebben we nu ruim 50% van de markt in handen”

Derde van links: Karel de Waal met rechts het Indiase team

Derde van links: Karel de Waal met rechts het Indiase team

Tot 2018 had Meyn slechts een agent in dienst die het miljoenenbedrijf in India vertegenwoordigde. “Met Alok Raj, onze agent, hebben we destijds enorm veel geluk gehad. Voor we met hem aan de slag gingen, hebben we een paar minder soepele samenwerkingen gehad die weinig opleverde. Maar toen we met Alok in contact kwamen, was er meteen een klik. Hij heeft de markt voor ons opgebroken.” 

Dat zat hem volgens Karel vooral in Aloks strategie. “In de twintig jaar dat hij voor Meyn aan het werk was in India, was hij meer een consultant dan een verkoper. In India is een persoonlijke relatie opbouwen als je zaken met elkaar doet extreem belangrijk, Alok snapte dat als geen ander en heeft ongeveer ieder vleesverwerkingsbedrijf in India van binnen gezien. Hij ging dan samen met de ondernemer kijken hoe het productieproces efficiënter kon worden gemaakt of hielp zelfs starters hele fabrieken ontwerpen”, vertelt Karel glimlachend. “En die fabrieken zijn er ook echt gekomen, want die ondernemers voelden dat ze altijd op ons konden rekenen en dat was het omslagpunt waarop we wel geld voor onze service konden gaan vragen.”

Dochterbedrijf in India

Na twintig jaar samen te hebben gewerkt met hun agent en een stevige plek in de Indiase markt te hebben veroverd, was het tijd voor Meyn om een volledige eigen dochterbedrijf in India te starten. “Voor we het kantoor hadden, regelden we eigenlijk alles vanuit Nederland. Van de verkoop tot de installatie en de after-sales. Maar we willen als bedrijf juist zo dicht mogelijk bij onze klanten in de buurt zitten. Dat is onze wereldwijde strategie. We hebben in totaal 16 after-sales kantoren, waar we in de lokale taal en valuta werken en spare parts verkopen. Maar vooral in India is dit soort snelle service leveren na de verkoop heel belangrijk.”

Op aanraden van de eigenaar van Meyn, de Berkshire Hathaway groep, werd er voor het opzetten van het Indiase kantoor, een samenwerking aangegaan met een advocatenkantoor waar de Berkshire Hathaway groep zelf al ervaring mee had. “Maar achteraf gezien waren zij misschien niet de beste partij. Het was een heel groot kantoor, dat geen meters voor ons wilde maken. Er werd ons voorgehouden dat het oprichten een kwestie van maanden zou zijn, maar het duurde uiteindelijk twee jaar.” Volgens Karel had het middelgrote full service accountancy kantoor waar ze nu mee samenwerken dit proces binnen een jaar kunnen uitvoeren. “Je moet je als internationaal bedrijf niet blindstaren op grootte en internationale ervaring. Het is belangrijker dat zo’n advocatenkantoor de juiste contacten in India heeft en z’n volle aandacht op jou kan richten.”

Warren Buffet

Maar het waren niet alleen de advocaten die het proces vertraagde. “Ze zeggen dat de situatie qua bureaucratie al flink verbeterd is in India, maar je moet nog altijd een hoop geduld hebben. We kregen de raarste verzoeken van de Indiase instanties, waar wij als multinational gewoonweg niet aan konden voldoen. Ze vroegen ons bijvoorbeeld naar een kopie van het paspoort van onze grootste aandeelhouder. Dat is in ons geval Warren Buffet.”

Inspectie van de reserveonderdelen opslag in Delhi door de global sales director van Meyn, Robbert Birkhoff

Inspectie van de reserveonderdelen opslag in Delhi door de global sales director van Meyn, Robbert Birkhoff

De werving van het personeel ging daarentegen als een trein en ook dat was weer de verdienste van agent Alok. “Ons kantoor is klein, we hebben een team van drie mensen die allemaal zo all-round mogelijk moeten zijn. Niet gek dus, dat we iedereen al kenden voor ze in dienst kwamen. Onze chief engineer en accountmanager werkte allebei al jaren voor onze agent. We moesten dus alleen nog een directeur vinden, want Alok ging zelf met pensioen. Destijds hadden we veel contact met een medewerker van de Landbouwraad van de Nederlandse Ambassade in Delhi. Hij kende ons bedrijf, de industrie en had ervaringen met de Nederlandse cultuur, dat was dus een perfecte match.” 

Team in India uitbreiden

Meyn zou het team in India nu dolgraag willen uitbreiden met een junior engineer, maar door de nasleep van de coronacrisis is er een wereldwijde vacaturestop. “Het was even spannend wat de uitbraak van het virus voor onze industrie ging betekenen, omdat er in de eerste weken een gerucht de ronde deed in India dat je Covid zou krijgen van het eten van kip. Maar nu bekend is dat het virus waarschijnlijk van een Chinese wet market is gekomen zien wij nu juist nieuwe groeimogelijkheden ontstaan in India.”

Niet alleen in China zijn de wet markets populair voor de verkoop van vlees en vis, ook in India komt nog altijd 90% van het vlees hier vandaan. “We hopen nu dat dit zal gaan veranderen. Niet alleen omdat de consument anders gaat denken over de versheid van het vlees van zo’n markt, maar ook omdat Modi wel vaker gewaagde keuzes heeft durven nemen. Hij had al als speerpunt om eens flink de bezem door de grote steden te halen, wij hopen daarom dat hij met een plan komt om die wet markets aan te pakken. India is de op vier na grootste producent van vleeskuikens ter wereld en dat biedt al enorme potentie, maar als men meer kip in de supermarkt gaat kopen zal dat de automatisering van de vleesverwerkingsindustrie in een stroomversnelling brengen.”

 

Outlook India: ‘Food & Agri, duurzame energie en watermanagement worden booming’

 

2020 was een bewogen jaar voor de Indiase economie, met diepe dalen en een snel herstel. Het bracht structurele problemen in het land opnieuw aan de oppervlakte, maar bood India ook de kans zich internationaal opnieuw op de kaart te zetten. ‘De India mannen van Rabobank’ Hugo Erken, hoofd Internationale economie bij RaboResearch, en Marcel Heijman, international desk manager in Mumbai, kijken terug en vooruit en analyseren de broodnodige stappen die India de komende jaren moet en wil nemen en de kansen die dit Europese bedrijven gaat bieden.

Outlook-India-2021-landbouw-Rabobank

Door het coronavirus kwam de hele wereld even tot stilstand, met grote economische gevolgen van dien. Ook in India hadden de lockdowns een desastreus effect op de economische groei, die in het tweede kwartaal van 2020 naar een dieptepunt van -24% ten opzichte van vorig jaar zakte. “Maar in het derde kwartaal zagen we India terugveren naar zo’n -8%”, zegt Erken, die zich al enige jaren in India specialiseert. “Voor volgend jaar verwachten we alweer een groei van zo’n 8%.” Maar als ze dat op de middellange termijn willen voortzetten, moeten er volgens de econoom een hoop structurele problemen in het land worden aangepakt. “Groeien vanaf je absolute dieptepunt is makkelijk, maar omdat vast te houden moeten de handen echt uit de mouwen.”

India, de nieuwe fabriek van de wereld?

Eén van de manieren waarop India groei stimuleert is via het speciale ‘Make in India’ programma, dat erop gericht is om meer buitenlandse producenten richting India te krijgen. Het initiatief werd zes jaar geleden geïntroduceerd, maar staat opnieuw in de schijnwerpers door de politieke spanningen tussen de VS en China en de uitbraak van het Covid-19 virus. “India springt meteen in het oog omdat het nog steeds relatief goedkoop is”, zegt Heijman, die al sinds 2018 voor de bank in India zit. Hij ondersteunt daar internationale klanten van de Rabobank die zaken doen in het land. “Maar het is al niet meer zo goedkoop als Vietnam of Bangladesh, die ook proberen China van de troon te stoten als grootste productieland ter wereld.”

En dat is volgens Erken zware concurrentie. “In 2019 zetten we al eens de beste productielanden na China op een rij. India schopte het tot de top 5, maar kwam niet voorbij landen zoals Vietnam en Thailand, die een beter export pakket bieden en hoger score op de Ease of Doing Business list van de Wereldbank. Tegelijkertijd werken de verschuivende geopolitieke verhoudingen weer in het voordeel van India. Amerika zal onder Biden de teugels niet laten vieren ten opzichte van China en ook Duitsland lijkt steeds kritischer te worden ten opzichte van China. India kan hiervan profiteren, ze zijn politiek gezien een ‘safe bet’. Maar of dit ook daadwerkelijk in India’s voordeel gaat uitvallen is afhankelijk van de stappen die de Indiase regering de komende jaren gaat zetten. 

Protectionisme

Laten de recente stappen van de Indiase minister-president Modi nou net in strijd lijken te zijn met de kansen die er voor India liggen op het internationale speelveld. Ondanks dat Modi zijn land presenteert als dé nummer 1 productie en export locatie voor westerse bedrijven, stuurt hij tegelijkertijd aan op meer zelfvoorzienendheid en wijst hij regionale samenwerkingen af. Zoals het Regional Comprehensive Economic Partnership (RCEP), het grootste Aziatische/Oceanische handelsverdrag ooit. Ondanks dat India zich in 2011 aansloot bij het ontwerpen van het verdrag, trok het zich hier in 2019 uit terug.  

Volgens Erken is het besluit om India nog even afgeschermd te houden van de wereld zo gek nog niet. “De huidige strategie is niet houdbaar op de lange termijn, in het verleden heeft protectionisme India niet verder geholpen. Maar voor nu heeft India gegronde redenen om z’n markt nog even te beschermen. Het kan namelijk best wat tijd gebruiken om structurele binnenlandse problemen op te lossen voordat het zich verder openstelt. Zo moet bijvoorbeeld de laagproductieve landbouwsector hervormd worden, de (publieke) banksector versterkt, de belastinggrondslag verbreedt en vervuiling teruggedrongen. Als India wel onderdeel zou zijn van het RCEP zou dat een enorme hoeveelheid extra buitenlandse concurrentie met zich meebrengen. Daarnaast is het speelveld van het RCEP niet bepaald gelijk. Het is daarom niet gek dat India er voor kiest om eerst binnenlandse problemen aan te pakken alvorens zich open te stellen voor verdere liberalisering van de handel”.

Houd de Indiase landbouwsector in de gaten

“De landbouw is een goed voorbeeld van een sector waar hervormingen broodnodig zijn”, zegt Heijman. “De landbouw genereert 15% van de toegevoegde waarde, maar 40% van de Indiase bevolking is in deze sector actief. Dat zijn 600 miljoen mensen. Daar moet dus een professionaliseringsslag worden gemaakt binnen de sector en daarnaast dient de overheid te faciliteren dat mensen snel en gemakkelijk actief kunnen worden binnen andere sectoren zoals diensten of de bouw ten einde voldoende werkgelegenheid te creëren voor de Indiase bevolking.” Recent voerde de Indiase regering twee nieuwe landbouwwetten door die supply chain zouden moeten gaan verbeteren, maar die niet enthousiast werden ontvangen door de Indiase boeren. “In India hebben ze ooit speciale door de overheid gecontroleerde markten of mandi’s ingevoerd die ervoor moesten zorgen dat boeren altijd een eerlijke prijs voor hun product zouden krijgen”, legt Erken uit. “Maar inmiddels functioneert dit beschermmiddel als een kartel die de boeren structureel onderbetaalt.” De nieuwe wet maakt het mogelijk voor boeren om buiten de mandi’s om hun producten aan te bieden en een ruim 40% hogere prijs te vragen. “Maar de concurrentie gaat er natuurlijk wel voor zorgen dat sommige boerenbedrijfjes het niet gaan redden en dat creëert onzekerheid onder de boeren op dit moment.” 

Volgens Heijman is het logisch dat de boeren sceptisch zijn over de verandering. “Rabobank heeft wereldwijd en in India veel wholesale klanten binnen de Food & Agri sector. Het scoren op duurzaamheid in de keten is bij ons een vast onderdeel van het kredietproces en de uitdagingen in de supply chain, zoals eerlijke prijzen voor de boeren, zijn onderwerpen die wij in al onze klantcontacten aan de orde stellen. In India, maar ook in de rest van de wereld, is het uitdagend voor hen om direct met de boeren te onderhandelen over een goede prijs. Onze klanten hebben behoefte aan een bepaald volume aan producten, maar niet de capaciteit om met een groot aantal verschillende kleine smallholders om tafel te gaan. Het is dus noodzakelijk dat de ketens zo efficiënt mogelijk georganiseerd worden. De Indiase overheid heeft de eerste stap gezet, maar om de landbouwsector echt z’n volle potentie te laten bereiken moet schaalvergroting mogelijk worden en het smallholder niveau beter georganiseerd.”

Nederlandse kennis kan deze sectoren doen boomen

Toch stipt Heijman Food & Agri aan als een van de sectoren die de komende jaren interessante kansen biedt voor Europese bedrijven. “Reden nummer één is de gigantische lokale consumentenmarkt in India. Daarnaast heeft klimaatverandering een enorme impact op de Indiase Food & Agri sector en laten we in Nederland nu net alle kennis in huis hebben om bijvoorbeeld de landbouw efficiënter en robuuster te maken. Maar ook op het gebied van watermanagement inclusief de baggersector, duurzame energie en de gezondheidszorg heeft India grootse plannen, wat interessante investeringsmogelijkheden biedt in het komende jaar.” Erken valt hem bij: “We hebben enorm veel kennis waarmee we in India goed zaken kunnen doen. India staat echt al wel op de Nederlandse radar, maar het mag nog ietsje meer. Zo zitten onze zaadveredelaars en baggerbedrijven er al, en daar zijn we natuurlijk ook wereldleiders in, maar we hebben veel meer in huis. De Nederlandse overheid mag India nog wel iets meer in de schijnwerpers zetten als interessante investeringsbestemming.”

Maar volgens Heijman heeft India de afgelopen jaren al flink aan populariteit gewonnen onder bedrijven en bij de Nederlandse overheid. “Het is simpelweg af te lezen aan onze groeiende klantenportefeuille, dat betekent dat er steeds meer klanten activiteiten ondernemen in India. Een ander voorbeeld is de Nederlandse handelsmissie van 2019, dat was de grootste ooit. Groter dan die naar de VS of China afreisde.” Het pandemiejaar heeft volgens Heijnman deze investeringstrend tijdelijk doorbroken. “2020 was lastig. Er zijn veel beslissingen en deals doorgeschoven naar 2021, omdat niemand weet wat het uiteindelijke effect van de coronacrisis zal zijn. Maar India is zo’n dynamisch en veerkrachtig land, dat weet altijd weer uit het dal te klimmen.”